Wetgeving

Wetgeving


Bij passend onderwijs horen verschillende wetten en regels. Hieronder vindt u de belangrijkste wet- en regelgeving kort uitgelegd.

Ouders melden hun kind aan bij de school die hun voorkeur heeft. Binnen 6 tot 10 weken moet de school een zo passend mogelijk aanbod op de eigen, een andere reguliere of een speciale school binnen de regio regelen. De school heeft hierbij een zorgplicht.
  • De school regelt de extra ondersteuning in de klas of een plek op een andere school of de plaatsing in het speciaal onderwijs. Ouders hoeven dus niet meer zelf een ingewikkelde indicatieprocedure te doorlopen. De landelijke indicatiesystematiek wordt afgeschaft.
  • Het accent verschuift van het medisch labelen van kinderen, naar wat zij daadwerkelijk nodig hebben om onderwijs te kunnen volgen. De onderwijsbehoefte is vanaf nu het uitgangspunt. In de Wet op passend onderwijs wordt expliciet gesproken over onderwijsondersteuning van leerlingen’.
  • Scholen stellen een schoolondersteuningsprofiel op. Hierin geven zij aan welke onderwijsondersteuning ze aan leerlingen kunnen bieden.
  • Leraren worden opgeleid in het omgaan met verschillende soorten leerlingen in de klas. Hierdoor kunnen leerlingen zo veel mogelijk extra ondersteuning in de klas krijgen, in plaats van daarbuiten.

 
Samenwerken noodzakelijk

  • Kan de school waar de leerling is aangemeld niet zelf in de benodigde onderwijsondersteuning voorzien, dan is het de verantwoordelijkheid van de school om (binnen het samenwerkingsverband) een school te vinden die wel een passend aanbod kan doen. Is het niet haalbaar om de leerling binnen het regulier onderwijs te plaatsen, dan kan een aanbod op het (voortgezet)speciaal onderwijs worden gedaan.
  • Om deze samenwerking vorm te geven, worden samenwerkingsverbanden geformeerd. Circa 75 in het primair en circa 75 in het voortgezet onderwijs. Hierin werken regulier en speciaal onderwijs (cluster 3 en 4) samen.
  • De samenwerkingsverbanden passend onderwijs worden verantwoordelijk voor de toekenning en bekostiging van lichte en zware ondersteuning aan kinderen met een extra onderwijsbehoefte.
  • Samenwerkingsverbanden krijgen een eigen budget voor extra ondersteuning. Betalen en bepalen van onderwijsondersteuning komt hiermee in één hand.
  • Deze middelen worden (na een overgangsperiode) naar rato van het aantal leerlingen verdeeld over de samenwerkingsverbanden. Op die manier krijgt elk samenwerkingsverband naar rato evenveel. Op dit moment zijn de beschikbare middelen nog ongelijk verdeeld over het land. Deze slag naar een gelijke verdeling van middelen noemen we ‘de verevening’. Omdat de verevening tot herverdeeleffecten leidt, geldt een overgangsregeling van 5 jaar.
  • De financiële ruimte om 70.000 leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs te plaatsen, blijft bestaan. Landelijk zullen door de verevening wel verschuivingen in het aantal plekken ontstaan.
  • Door regionale samenwerking is niet alleen betere samenwerking, expertise-uitwisseling en afstemming mogelijk tussen scholen onderling, maar ook tussen samenwerkingsverbanden en gemeenten.
  • Samenwerkingsverbanden stellen een ondersteuningsplan op waarin zij onder meer aangeven welk niveau van basisondersteuning zij bieden, hoe zij met elkaar een samenhangend geheel aan ondersteuningsvoorzieningen hebben gecreëerd, hoe de beschikbare middelen worden verdeeld, op welke wijze verwijzing naar het (voortgezet) speciaal onderwijs plaatsvindt en hoe zij ouders informeren.
  • Samenwerkingsverbanden kunnen aan scholen extra ondersteuning in de klas toekennen voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte. Er is dus meer ruimte voor maatwerk.
  • Ouders en leraren hebben via de ondersteuningsplanraad instemmingsrecht op het beleid en de verdeling van het budget van het samenwerkingsverband.
 
Hoe krijgt mijn kind passend onderwijs